--> No. 25

Jaren 70|80 Bloemkool\wijken

Periode 2006 / Project Jaren 70|80 Bloemkool\wijken / Opdrachtgever Bureau Middelkoop / Locatie Heerhugowaard / Met Jutten Architectuur


Het onderzoek naar de laat-naoorlogse wijken vindt plaats binnen het kader van de studie ‘Bloemkoolwijken’ verricht door Bureau Middelkoop en betreft een ruimtelijk-kwalitatieve verkenning en het opstellen van een denkagenda over de belangrijkste ruimtelijk-kwalitatieve opgaven.

In Heerhugowaard is gestudeerd op een drietal wijken binnen één stadsdeel. De plannen voor deze wijken dateren van eind jaren zestig tot halverwege de jaren tachtig. Centraal in deze casestudie staatRivierenwijk Oost, de Edelstenenwijk is gebruikt als benchmark.

 

In deze casestudie worden twee opvattingen naar voren gebracht:

-het belang van de ontwikkelingsgeschiedenis van laatnaoorlogse wijken, om deze af te kunnen zetten tegen het perspectief van huidige ontwikkelingen. De planontwikkeling en ideologie in de jaren 70 en 80 zijn bepalend geweest voor de structuur van deze bloemkoolwijken. Nu een transformatie opgave zich aandient is het van belang de onderliggende principes te duiden.

-de ogenschijnlijke ondoordringbare kluwen van bloemkoolwijken is in onze ogenpas te doorgronden wanneer in detail gekeken wordt naar de woningtypologie in relatie tot het gebruik en inrichting van de openbare ruimte. Deze relatie manifesteert zich in de typologie van het woonerf.

 

Ruimtelijke hoofdstructuur groen versus infra

Aan de verkavelingsopzet van Wijk 4 ligt een helder basisprincipe ten grondslag. De buurten zijn ‘opgespannen’ tussen de ringweg (auto) en de groene randen ofmiddens en kenmerken zich door hun grillige fysieke structuur. Op de schaal vanhet woonerf komen groen- en infrastructuur samen. De aansluiting van het woonerf op de openbare ruimte laat echter vaak te wensen over. Dit is typerend voor de bloemkoolwijken en vindt zijn oorsprong in het planproces en de cultureel- maatschappelijke context. Op het hogere schaalniveau van Wijk 4 werden de hoofdinfrastructuur en het park ontworpen binnen een zogenaamd ‘vlekkenplan’. De ‘vlekken’ werden door verschillende architecten uitgewerkt, zonder de regie van een stedenbouwkundige. Waarbij het opvallend is dat deze ‘vlekken’ in de jaren 80 steeds groter werden en de te realiseren woningaantallen door één architect steeds hoger.

 

Eentonigheid & diversiteit

In Heerhugowaard zijn de verschillende bloemkoolstructuren goed zichtbaar. Rivierenwijk Oost uit de jaren 80 staat in schril contrast met de groene, weelderige Edelstenenwijk uit de jaren 70. Ertussen ligt Rivierenwijk West, hoewel in een rationele verkaveling gebouwd toch ingericht als een jaren 70 woonomgeving. Rivierenwijk Oost kenmerkt zich door een hogere woningdichtheiden meer verharding. De verschraling in de materialisering van de buitenruimte, de architectuur en typologie einde jaren zeventig is illustratief voor het veranderende politieke klimaat.

 

Hoewel de wijken eentonig overkomen in bouwhoogte en architectuurtaal en het overgrote deel van de woningen bestaat uit twee lagen met een kap, zijn er verschillen in woningplattegrond en doorsnede te zien. De woningen onderscheiden zich ingrootte, goothoogten voor- en achter, de positie van de bergingen en deruimtelijke oriëntatie ten opzichte van de straat en het groen. De term ‘tuingericht wonen’ komt in zwang, waarbij de woonkamer aan de private tuinzijde ligt en de berging met keuken aan het gemeenschappelijke erf. Afwijkend zijn de meergezinswoningen (HAT-eenheden) in de Rivierenwijk.

De complexe structuur van bloemkoolwijken wordt versterkt door het gemengde eigendom in de wijk huur en koop wisselen elkaar sterk af.

 

De typologie van het woonerf

Woonerven karakteriseren zich door menging in gebruik van auto tot voetganger, van parkeerplaats tot speelplek. Verschillende gebruikers nodigen uit totverschillen in gebruik en ontmoeting. In Heerhugowaard blijkt dat de positievan de bergingen bepalend is voor het benoemen van de openbare ruimte alscollectief woonerf. Aandachtspunt hierbij is oriëntatie van de voor- enachterzijde van de woning.

 

Er bestaat een duidelijke samenhang tussen deze oriëntatie van de woning en het onderkennen van de potentiële kwaliteiten van het woonerf. Hierdoor wordt het functioneren van de bloemkoolwijk duidelijk hoe komt men de woning binnen? Waar wordt de fiets neergezet? En de auto geparkeerd? Waar spelen de kinderen?Dit gebruik is in de loop der tijd sterk gewijzigd door toenemend autobezit, de veranderende huishoudensamenstelling, de vergrijzing et cetera waardoor ook het gebruik en de inrichting van het woonerf en daarmee het functioneren van de gehele wijk veranderd is.

 

+ Related Projects