--> No. 86

Specsaver

Periode 2009–2010 / Project Specsaver / Opdrachtgever Stroom / Locatie Den Haag / Met Francien van Westrenen


Terugkijkend op de quickscan van fietstocht, café’s en gesprek valt een aantal zaken op.

[1] Ten eerste blijken alle bijdragen aan de fietstocht (november 2009) in essentie te gaan om het vergroten van de publieke ruimte, en het toeëigenen van die ruimte. En daarmee gaan ze ook over de confrontatie tussen het private en publieke, tussen het formele en het informele, tussen de harde en de zachte stad. Kortom, over de openbare ruimte van de stad en hoe we daar met z’n allen gebruik van maken en daardoor de stad eigen maken. Een stad die geen ruimte biedt voor toeëigening is een dode stad, waar alle gebruik gereguleerd is en spontaniteit weggedrukt. Dus koester de skaters, de fietsers, de surfers. Zij ontrafelen de stad, nemen materialen, oppervlakten, hindernissen en meubilair op in hun steeds wisselend parcours en bouwen zo een nieuwe stad.


[2] Hieruit volgt een tweede observatie die gaat over de spanning tussen de alledaagse realiteit van de stad en de geambieerde realiteit, tussen het eigenlijke gebruik en het gewenste gebruik, tussen werkelijkheid en ideaal. Want die skaters zijn natuurlijk niet de bedoeling en dat geldt voor meer gebruikers. In plaats van het eigenlijke gebruik goed te bestuderen, de kwaliteiten ervan te onderkennen en van daaruit nieuwe ontwikkelingen in te zetten, wordt liever vastgehouden aan een ideaal beeld en gebruik dat veelal met grote gebaren neergezet en afgedwongen wordt. Met als gevolg dat bestaande fysieke, maar vooral sociale netwerken, (onzichtbare) structuren en verbanden verloren gaan. Om dit te doorbreken is een bril nodig die heel precies de kwaliteiten van een plek laat zien, die laat zien hoe de stad in elkaar steekt, die achter de structuren kan kijken, die het onzichtbare zichtbaar maakt, en vanwaaruit vervolgens nieuwe ideeën kunnen ontstaan voor ontwikkeling. De vraag is natuurlijk of dit een opgave is voor de stedenbouwer.


[3] Daarmee komen we bij een derde observatie over de rol van de stedenbouw. Waartoe dient deze? Staat deze ten dienste van de stad en haar bewoners of is het een instrument waarmee bestuurders hun ambities kunnen waarmaken? En hebben we het dan eigenlijk wel over stedenbouw – gaat dat dan niet juist over architectuur? De Vaillantlaan van Jo Coenen wordt door het nieuwe hoofd stedenbouw Hans Kuiper naar voren geschoven als het voorbeeld van structurerende stedenbouw, maar is dat nog wel te doen in deze tijd? Dat geldt ook voor de masterplannen en structuurvisies. Vraagt deze tijd niet om andere instrumenten, instrumenten die meer recht doen aan complexiteit van de opgave in plaats van zich te baseren op aannames en getallen, die de onvermijdelijke onzekerheid in zich opnemen in plaats van deze te bezweren, die structuur biedt waarbinnen iets organisch kan ontstaan zonder deze op voorhand te willen plannen?


[4] En naast een blik op de instrumenten vraagt ook de regelgeving om verandering. Veel initiatieven lopen nu dood op langdurige en ingewikkelde vergunningstrajecten en bestemmingsplannen. Die zijn niet toegerust op eigen initiatief, participatie van bewoners, ontwikkelingen in de tussentijd en tijdelijke voorzieningen. De roep om een loket klinkt. Een loket waarachter een vriendelijke en ter zake kundige dame of heer met je mee denkt, je de weg wijst in het woud van regels en het realiseren van tijdelijke projecten / gebruik op korte termijn als doel heeft.

...

+ Related Projects